Les 1. Wat weet ik al?
Eén opscheplepel of één kleine aardappel is ongeveer 60 gram. Een opscheplepel is dus wat groter dan een eetlepel maar wel kleiner dan een soeplepel. Een leerling uit groep 7 of 8 heeft elke dag dus ongeveer 180-300 gram aardappelen, rijst of pasta nodig.
Koolhydraten zijn belangrijk omdat ze het lichaam energie geven maar ook omdat ze veel vezels bevatten.
Vezels geven je een vol gevoel, dit volle gevoel noemen we verzadiging. Daarnaast zorgen vezels er dus ook voor dat je goed kan poepen.
Couscous bestaat uit kleine korrels gemaakt van tarwemeel en water. Couscous hoort daarom ook in het koolhydraatvak van de Schijf van Vijf thuis.
Pompoen is een groente. Het koolhydraatvak bevat aardappelen, pasta, rijst en brood.
Rijst groeit niet in Nederland. De helft van alle rijst op aarde komt uit China en India. Daarnaast komt veel rijst dat we in Nederland eten ook uit Thailand, Vietnam en de Verenigde Staten.
Niet waar. Koolhydraten zijn juist een belangrijke bron van energie voor het lichaam. Als je meer koolhydraten eet dan je verbrandt, dan kun je inderdaad aankomen in gewicht. Maar koolhydraten zelf zijn niet de dikmakers.
Calorie is een maat voor de hoeveelheid energie. De hoeveelheid energie in eten wordt dus berekend in calorieën. 1000 calorieën zijn 1 kilocalorie. Op een verpakking van eten staat altijd hoeveel energie er in zit. Dat staat er vaak in (kilo)calorieën maar ook in joule. 1 Kcal = 4184 joule. Kijk maar eens op het etiket!
Precies zoveel koken als dat je nodig hebt, is niet makkelijk. Jaarlijks gooien we daardoor veel eten in de afvalbak.
Iedere Nederlander gooit jaarlijks 50 kilo eten weg, dat is gelijk aan ongeveer 155 euro. Alle huishouden samen verspillen wel 800 miljoen kilo voedsel per jaar. Dat zijn 100.000 vuilniswagens vol! Vooral de verspilling van rijst en pasta is groot doordat mensen lastig kunnen inschatten hoeveel ze ervan nodig hebben.
Wat uit het koolhydratenvak eten jullie thuis?